Het afvalprobleem boven ons hoofd
Achtergrond

Het afvalprobleem boven ons hoofd

Ruimteafval: het is een probleem dat ons allemaal aangaat, meer dan we ons misschien realiseren. Hoe zit dat precies?

Op een drukke snelweg, op een weiland of zelfs in een woonwijk had het kunnen gebeuren: een metalen rakethuls van dertig meter lang viel met een paar duizend kilometer per uur terug uit de ruimte en zou alles vernietigen in zijn pad. Een Chinese raket, Long March 5B, schoot op 29 april 2021 de lucht in, zonder enige problemen. Kort na de lancering viel echter een onderdeel van de raket terug naar Aarde, terwijl het mee had moeten gaan naar de ruimte. Dagenlang wist niemand waar het brokstuk neer zou komen. Naar schatting zou het tussen de breedtegraad van New York en Wellington in Nieuw-Zeeland neerstorten. Dat betekent dat ongeveer zeven miljard mensen het risico liepen een raket op hun dak te krijgen, omdat een land nalatig was over hun ruimteafval. Gelukkig viel het wrakstuk in de Indische Oceaan op 9 mei, zonder grote ongelukken. Dit riep wel bij veel mensen vragen op. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Wat zou er gebeurd zijn als het op bewoond gebied was neergestort? Gaan we wel zorgvuldig om met de ruimte?

Laten we beginnen bij deze laatste vraag, waar een heel simpel antwoord op is: nee. Ruimtemissies zijn in de geschiedenis decennia lang niet gebouwd op duurzaamheid. Recentelijke ontwikkelingen in herbruikbare raket programma’s zoals SpaceX zijn een aangename verademing. Ook zijn er potentiële nieuwe missies van de Europese ruimteorganisatie ESA waarbij oude, ongebruikte satellieten met netten wo rden gevangen en vernietigd worden door ze terug te trekken naar de Aarde, waar ze verdampen in de atmosfeer. Dat neemt niet weg dat het gros van de ruimtemissies nog steeds erg veel afval achterlaat. Er zijn sinds de lancering van de Russische Sputnik 1 in 1957 ruim 6000 ruimtemissies geweest waarvan slechts een handjevol geen, of weinig, afval hebben achtergelaten. Bijna iedere ruimtemissie heeft een fase waarin grote stukken van de raket worden losgelaten of worden weggeschoten. Hier komen duizenden kleine stukjes verf, metaal of ander afval bij vrij. Landen hebben zelf regels opgesteld om dit te beperken, maar er komt nog altijd een substantiële hoeveelheid schroot bij iedere lancering vrij. We lanceren gedurende de tijd ook steeds meer, zonder ingrijpende actie te ondernemen tegen het afval wat we daarmee achterlaten. Steeds meer ruimtevaartbedrijven en -organisaties zetten zich nu echter in op het verduurzamen van ruimtevaart, maar dat lost weinig op voor het schroot wat al in de ruimte zit.

Naar schatting van de ESA zijn er nu ruim 128 miljoen stukken ruimteafval groter dan een millimeter rond de Aarde aan het draaien. Ieder van deze stukjes, hoe klein ook, kan gevaarlijk zijn voor satellieten. Dit is omdat ze met ongeveer 42000 km/u door de ruimte vliegen, waardoor ook hele kleine objecten een bedreiging zijn. Een fladdertje verf kan zo hard aankomen op een fragiele satelliet als dat een kogel zou kunnen op Aarde. Het zijn echter niet alleen kleine stukjes afval die een gevaar vormen. Kapotte of oude satellieten die niet meer worden gebruikt kunnen botsen met actieve, springlevende ruimteapparaten. Zo is in 2009 er een botsing geweest tussen de ongebruikte Soviet sonde Kosmos 2251 en de Iridium 33, die door Rusland werd gebruikt voor telecommunicatie. Ondanks de rekenkracht van moderne computers, werden de voorspelde banen van de satellieten fout berekend. Ze zouden elkaar met 500 meter moeten missen, maar ze hebben elkaar frontaal geraakt en aan stukken gescheurd. Dit had relatief weinig gevolgen voor bellers in Rusland, omdat Iridium 33 onderdeel was van een grotere groep met dezelfde functie. Voor landen waar telecommunicatie slechts door enkele satellieten wordt geregeld zou dit veel meer impact hebben. Botsingen zijn schaars, maar niets minder dan reëel en gevaarlijk.

Het internationale ruimtestation ISS heeft een keer moeten ontruimen omdat het mogelijk geraakt zou worden door een satelliet die niet kon uitwijken. Manoeuvres uitvoeren om elkaar niet voor de voeten te lopen is een waanzinnig secuur werk. Allereerst moet er een reden zijn om uit te wijken, waarna er bepaald wordt welke partij moet uitwijken en tot slot moet een partij zeer kostbare brandstof gebruiken om aan de kant te gaan. Achteraf blijkt vervolgens vaak dat die verplaatsing uiteindelijk niet had gehoeven, omdat ze elkaar toch gemist zouden hebben. Satellieten zoals de Hubble Space Telescope, die met een prijskaartje van negen miljard dollar de duurste telescoop ooit gebouwd is, vermijdt uitwijken idealiter. Dit is omdat de telescoop de hele dag door voor 11.000 euro per seconde wordt gebruikt voor hoogstaand astronomisch onderzoek, wat dan gepauzeerd zou moeten worden. Mocht er onverhoopt toch schade ontstaan, wie is dan verantwoordelijk voor zulke schade?

Volgens hoogleraar ruimterecht aan de Universiteit Leiden Tanja Masson-Zwaan zijn daar veel niet-bindende, internationale verklaringen en verdragen over waar alle grote spelers op het ruimtelijke wereldtoneel achterstaan. Een bedrijf dat objecten naar de ruimte wil lanceren maakt grondige, bindende afspraken met het land van waaruit ze willen opereren over afvalbeperking, aansprakelijkheid en verantwoordelijk omgaan met de ruimte. Uiteindelijk betekent dit dat een land aansprakelijk gesteld kan worden voor potentiële schade of ongevallen en voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag gesleept kan worden door de belemmerde partijen. Gelukkig, maar helaas vanuit gerechtelijk perspectief, is dit nog nooit gebeurd. Er hebben zich nog geen zware ongevallen voorgedaan, maar er is dus ook geen jurisprudentie over het onderwerp. Dit laatste zou een eerste zaak extra interessant maken, omdat er dan duidelijkheid komt over wat de gevolgen kunnen zijn van nalatigheid met de ruimte.

Voor nu is de situatie niet per se schrijnend, maar wel zorgwekkend. Landen sluiten al jaren geen grote, bindende, internationale verdragen meer, omdat geen enkel land souvereiniteit in wil leveren voor het algemeen belang. Daarom staat de druk nu op nationale autoriteiten om steeds strengere eisen te stellen aan ruimtevaartsbedrijven. Desondanks is het momenteel geen hot topic in de politiek, terwijl het probleem langzaam groter wordt. Het is daarom van belang dat de regels sneller blijven groeien dan het probleem.

0 Reacties

Geef een reactie